De Wake-Up Call Beweging is niet langer een vereniging zonder winstoogmerk!

 

Tijdens de buitengewone algemene vergadering van 23 november 2019 werd beslist om met onmiddellijke ingang over te gaan tot de vrijwillige ontbinding van de Wake-Up Call Beweging vzw.

De reden om over te gaan tot de ontbinding van onze vereniging zonder winstoogmerk is een gevolg van de steeds slechter wordende gezondheid van onze bestuursleden alsook vrijwilligers. De zwakke gezondheid van de meeste van onze medewerkers maakte het in de praktijk quasi onmogelijk om nog op een zinvolle manier verder te doen met de vereniging. De vrijwillige ontbinding van de WUCB was dan ook een noodzakelijke beslissing.

Wij wensen langs deze weg iedereen van harte te bedanken die de voorbije jaren aanwezig was op onze activiteiten of die steun verleende aan de WUCB in welke vorm dan ook.

 

Zonder jullie hulp stonden wij nergens. samen waren we sterk. 

*Personen die vragen hebben omtrent ME/CVS kunnen voor onbepaalde duur nog terecht op het e-mail adres:  Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. 

Ook de website van de Wake-Up Call Beweging blijft nog een tijdje online, wellicht tot einde mei 2020.

Het ga jullie goed allemaal!

Vanwege het voltallige WUCB Team.

Breng ook een bezoekje aan www.12ME.be  -> nieuwe vereniging voor patiënten die lijden aan Myalgische Encephalomyelitis (ME) / Chronisch Vermoeidheidssyndroom (CVS)

 

logo 12ME.png

 

Wakeupcallbeweging, waarom?

De wakeupcallbeweging is een onafhankelijke patiëntenvereniging die  een belangrijke rol speelt in het dynamiseren van het ME/CVS -en fibromyalgie beleid, met als hoofddoel een einde te stellen aan het wanbeleid van de voorbije jaren 

 

 

en het te vervangen door een menselijker, evenwichtiger beleid dat tegemoet komt aan de belangrijkste noden van de patiënten.

Lees meer

 

5 Oktober 2014, Universiteit van Californië, San Diego Health Sciences


Samenvatting:

Wetenschappers hebben ontdekt dat T-cellen (een soort witte bloedcellen die leren microbiële ziekteverwekkers te herkennen en aan te vallen) mede worden geactiveerd door een bepaalde pijnreceptor. Uit deze studie blijkt dat deze receptor bij muizen ontsteking van de darmen helpt reguleren en dat de activiteit ervan gemanipuleerd kan worden, wat een potentiële nieuwe mogelijkheid zou zijn voor het behandelen van bepaalde auto-immuunstoornissen zoals de ziekte van Crohn en misschien MS.
Het wordt steeds duidelijker dat er grote verwantschap is tussen diverse auto-immuunziektes zoals MS, reumatoïde artritis, fibromyalgie en ME. Vandaar dat research naar verschijnselen en mogelijke behandelingen bij MS op den duur ook van waarde kan zijn voor patiënten met ME.

                        *

Onderzoekers van de San Diego School of Medicine van de Universiteit van Californië hebben ontdekt dat T-cellen geactiveerd worden door een pijnreceptor.

De studie die op 5 oktober online verscheen in Nature Immunology toont aan dat de receptor bij muizen ontsteking van de darmen helpt reguleren en dat zijn activiteit gemanipuleerd kan worden, wat een potentieel nieuwe mogelijkheid biedt voor het behandelen van bepaalde auto-immuunstoornissen zoals de ziekte van Crohn en misschien ook MS.

“We hebben een nieuwe manier gevonden om T-cel-activatie te reguleren en misschien zelfs immuun-gemedieerde ziektes beter te controleren” zei senior auteur Eyal Raz, MD, doctor in de geneeskunde.

De receptor, die als TRPV1-kanaal bekend staat, speelt een al goed bekende rol bij zenuwcellen die helpen de lichaamstemperatuur te regelen en de hersenen te waarschuwen bij hitte en pijn. Hij wordt soms ook de ‘capsaïcine’ receptor genoemd vanwege zijn rol in het produceren van het hittegevoel bij het eten van chilipepers.

Deze studie is de eerste die aantoont dat deze kanalen ook terug te vinden zijn op T-cellen, waar ze betrokken zijn bij het reguleren van de toevoer van calciumionen naar de cellen, een proces dat noodzakelijk is voor de activatie van T-cellen.

“Onze studie doorbreekt het bestaande dogma dat bepaalde ionenkanalen die CRAC heten,  de enige betrokken spelers zijn bij de voor T-celfunctie benodigde calciumtoevoer,” zegt hoofdauteur Samuel Bertin, een postdoctoraal onderzoeker bij het Raz laboratorium. “Begrip van de fysieke structuren die calciumtoevoer mogelijk maken, is cruciaal bij het begrijpen van de immuunreactie van ons lichaam.”

T-cellen zijn bijvoorbeeld het  doelwit van het HIV-virus en door hun vernietiging krijgen mensen met AIDS een niet goed functionerende immuniteit. Bepaalde vaccins maken ook gebruik van T-cellen door hun vermogen om antigenen te herkennen in te schakelen, waardoor de productie van antistoffen wordt uitgelokt en resistentie tegen ziekten ontstaat. Allergieën daarentegen kunnen zich voordoen wanneer T-cellen schadeloze substanties als ziekteverwekker herkennen.

TRPV1-kanalen lijken een manier te bieden om naar gelang de gezondheidsbehoefte de reactie van de T-cel te manipuleren. Vooral bij in-vitro experimenten hebben onderzoekers aangetoond dat de T-cel-reactie op ontstekingen verminderd kan worden door het gen uit te schakelen dat verantwoordelijk is voor de codering van het proteïne waaruit het TRPV1-kanaal is opgebouwd. Overexpressie van dit gen bleek te leiden tot een overload aan T-cel-activatie, wat mogelijk bijdraagt tot auto-immuunziekten bij de mens. De T-cellen reageerden ook op farmaceutische stoffen die het TRPV1-kanaal blokkeren of activeren.

In experimenten met muizen wisten onderzoekers colitis te verminderen met een TRPV1-blocker die oorspronkelijk als pijnstiller werd ontwikkeld. Eén van de meest veelbelovende ontdekkingen is dat colitis bij muizen behandeld kon worden met een veel lagere dosis dan nodig bij gebruik van TRPV1 als pijnbestrijder. “Dit duidt erop dat we misschien in staat zullen zijn sommige auto-immuunziekten te behandelen met doses die geen afbreuk doen aan de beschermende pijnreactie van patiënten,” zegt Raz.

Bron: bovenstaande is gebaseerd op materiaal afkomstig van de University of California, San Diego Health Sciences. Materiaal kan geredigeerd zijn op inhoud en lengte.
http://health.ucsd.edu/news/releases/Pages/2014-10-05-t-cells-and-pain-receptors.aspx

Referentie:
Samuel Bertin, Yukari Aoki-Nonaka, Petrus Rudolf de Jong, Lilian L Nohara, Hongjian Xu, Shawna R Stanwood, Sonal Srikanth, Jihyung Lee, Keith To, Lior Abramson, Timothy Yu, Tiffany Han, Ranim Touma, Xiangli Li, José M González-Navajas, Scott Herdman, Maripat Corr, Guo Fu, Hui Dong, Yousang Gwack, Alessandra Franco, Wilfred A Jefferies, Eyal Raz. The ion channel TRPV1 regulates the activation and proinflammatory properties of CD4 T cells. Nature Immunology, 2014; DOI: 10.1038/ni.3009

Link naar bovenstaand artikel: http://www.sciencedaily.com/releases/2014/10/141005133650.htm

Dit is een gezamenlijk vertaalproject van de WUCB, ME-gids en de ME/cvs Vereniging NL

Verklarende woordenlijst:

alkaloïde - sterk werkend stikstofhoudend plantenbestanddeel

capsaïcine - een alkaloïde dat de receptoren op de tong stimuleert die gevoelig zijn voor hitte en pijn, wat een branderig gevoel geeft.

colitis - ontsteking van de darmen

receptoren- ontvangers (b.v. bepaalde groepen moleculen in het celmembraan, of eindorganen van de sensorische zenuwen)



Nieuws van Nova Southeastern University, Miami

Een gezamenlijk vertaling van de WUCB, ME-gids en de ME/cvs Vereniging, Nederland

Uitreksel uit een artikel van Cort Johnson
Bron: Health Rising
http://www.cortjohnson.org/blog/2014/09/13/big-chronic-fatigue-syndrome-grant-men/

Dankzij grote subsidie onderzoek naar waarom mannen ME/CVS krijgen

Dr. Mary Fletcher en het ME/cvs-onderzoeksteam aan het Instituut voor Neuro-immune Geneeskunde van de Nova Southeastern Universiteit hebben een erg grote beurs ontvangen (1,9 miljoen dollar of 1,5 miljoen euro) van het National Institute of Neurological Disorders and Stroke van de NIH. Deze beurs zal gebruikt worden voor onderzoek naar biomarkers bij mannen met het ME/cvs. De studie bouwt voort op het met 10 miljoen dollar (7,9 miljoen euro) gesubsidieerde werk rond het Golfoorlogsyndroom, een syndroom dat meestal gevonden wordt bij mannen. Het is waarschijnlijk het eerste onderzoek dat specifiek is gewijd aan het begrijpen van deze ziekte bij mannen.

De onderzoeksgroep van de NSU (Nova Southeastern Universiteit) heeft zich tot nu toe voornamelijk bezig gehouden met vrouwen en deze grote beurs zal de balans weer in evenwicht brengen. ME/cvs wordt vaak gezien als een “vrouwenziekte” maar mannen maken 20% tot 40% uit van de miljoen mensen in de Verenigde Staten van Amerika waarvan men denkt dat ze lijden aan het ME/cvs.

Studie om nieuwe mogelijke behandelingen op te sporen

Het doel is om deze biomarkers te gebruiken om bestaande medicijnen te selecteren en ze een nieuw leven te geven als behandeling voor mensen met ME/cvs. Een soortgelijke poging bij het Golfoorlogsyndroom bij mannen heeft een behandeling opgeleverd die nu in de eerste fase van klinisch onderzoek zit. Dr. Klimas liet weten dat ze de komende twee jaar een hele reeks klinische studies rond het Golfoorlogsyndroom zullen uitvoeren. De beste manier om hierover op de hoogte te blijven, is de website van de NSU in de gaten te houden: http://www.nova.edu/nim/index.html
 
Ze hebben duidelijk specifieke medicijnen in gedachten. Het Klimas-Fletcher-Broderick team houdt zich nu al enige tijd bezig met hergebruik van bestaande medicijnen. Hun focus op neurologische ontstekings- en neurodegeneratieve aandoeningen zoals ME/cvs, GWI, Parkinson en MS doet vermoeden dat ze een breed gamma aan medicijnen op het oog hebben. De focus op hergebruik bij deze beurs suggereert dat klinische studies al binnen bereik komen.

Dr. Fletchers doel om de precieze verschillen tussen mannen met ME/cvs en vrouwen met ME/cvs in kaart te brengen, wijst erop dat ze al een goed beeld hebben van wat die verschillen precies zijn en dat het nu enkel nog een kwestie is van het uitwerken van de details. Ze zullen deze beurs tevens gebruiken om verschillen per geslacht te bestuderen bij het vermogen van het menselijk lichaam om latente virussen in het lichaam onder controle te houden.

Paden naar neuro-immuunstoornissen in kaart brengen

Analyses lijken erop te wijzen dat er verschillende wegen zijn die tot de ziekte ME/cvs leiden. ME/cvs en het Golfoorlogsyndroom lijken erg op elkaar. Niet alleen zijn hun symptomen, met post-exertionele malaise voorop, aan elkaar gelijk; ze delen ook gemeenschappelijke autonome, ontstekings- en cellulaire immuunstoornissen. Het dieper graven in de moleculaire basis van deze aandoeningen heeft wel fundamentele verschillen aan het licht gebracht. Verschillende genexpressie- en cytokinereacties op bewegen geven aan dat opvallend verschillende paden op moleculair niveau leiden tot gelijkaardige aandoeningen aan de oppervlakte. Zal hetzelfde patroon van toepassing zijn op geslachtsverschillen bij ME/cvs? Zijn heel verschillende ziektepaden in staat aan de oppervlakte gelijksoortige stoornissen te veroorzaken? Kan het zijn dat mannen en vrouwen met ME/cvs op moleculair vlak verschillende ziekten hebben?

‘Goede dag / Slechte dag’ studie-uitbreiding

In deze uitbreiding van de “Goede Dag / Slechte Dag”-studie waarbij ME/cvs-patiënten onderzocht worden op hun goede dagen en hun slechte dagen zijn biomarkers wederom de sleutel. Deze studie wil proberen de mechanismen achter de veranderde immuunfunctie te identificeren die in de eerste goede dag/slechte dag-studie naar voren kwam. IL-15 zou een belangrijk doelwit kunnen blijken te zijn in de behandeling van ME/cvs. Hun doel is om een genexpressietoets te ontwikkelen die de sleutelmarkers identificeert achter de neuro-immunologische en -endocriene puinhoop die ME/cvs is. Ze zullen eveneens (in het lab) de effectiviteit toetsen van immunotherapieën gericht op de IL-15 cytokine die als doel hebben het functioneren van de natural killercellen te verbeteren. De onderzoekers zijn ervan overtuigd dat dit voldoende zal zijn om te kunnen overgaan tot klinische studies over ME/cvs. Dit onderzoek kan dan uiteindelijk eventueel een diagnostische test voor ME/cvs opleveren en een immunotherapie die het functioneren van de NK-cellen kan verbeteren. Deze studie is al voor twee derde af en zal worden voltooid in 2015.

De moleculaire basis van de bewegingsproblemen in ME/cvs

Dit onderzoek concentreert zich op het ‘regulerend falen’  dat volgens de onderzoekers de oorzaak is van de bewegingsproblematiek bij ME/cvs. Zij zijn ervan overtuigd dat ME/cvs althans gedeeltelijk  te wijten is aan het foutlopen van de regulering van het immuunsysteem, het endocriene systeem en de neurologische systemen tijdens het bewegen. Hun voorgaande studies onthullen bijvoorbeeld dat ingewikkelde immuniteitsnetwerken bij mensen met ME/cvs in de plaats zijn gekomen van de kleinere en meer effectieve immuniteitsnetwerken van gezonde mensen.

In deze studie onderzoeken ze de moleculaire gevolgen van het bestoken met een bewegingsstressor van het immuunsysteem, het endocriene systeem en de neurologische systemen van ME/cvs-patiënten. Daarna willen ze deze moleculaire bevindingen overzichtelijk op een kaart zetten waarop te zien is hoe de verschillende systemen samenhangen bij patiënten ten opzichte van een gezonde controlegroep. Vervolgens willen ze de zwakke schakels in deze ‘bedrading’  identificeren.

Met behulp van computersimulaties willen ze dan de effectiviteit nagaan van verschillende behandelmethoden om deze zwakke schakels en de homeostase te herstellen; anders gezegd om het ‘systeem’ terug te brengen tot zijn normale rust-staat (bij gezondheid) waarin de normale reactie op beweging wordt hersteld zoals die bij de gezonde controlegroep wordt gevonden.

De studie eindigt in 2015.


WOORDENLIJST

biomarker: Een kenmerk dat objectief wordt gemeten en geëvalueerd als een indicator van een bepaalde ziekte.

bewegingsstressor:   Stressreactie van het lichaam opwekken/induceren door middel van beweging. Meestal houdt dit in dat een overmatige beweging van het lichaam wordt gevraagd of gesimuleerd en vervolgens wordt gekeken wat de gevolgen zijn op allerlei niveaus.

cytokines: Proteïnen die een rol spelen in de immuunafweer en bij het activeren van bepaalde receptoren.

epidemiologische studie: Studie naar het voorkomen van een ziekte. Bijvoorbeeld verdeling mannen/vrouwen, verdeling leeftijd, geografische verdeling enz.

GWI: Gulf War Illness = Gulf War Syndrome: Golfoorlogziekte of Golfoorlogsyndroom.

genexpressie: De manier waarop de informatie in een gen zich uitdrukt.

IL-15: Interleukine15 is een cytokine dat wordt uitgescheiden na een infectie met een virus. Dit cytokine brengt de groei op gang van Natural Killercellen wier taak het is door virussen geïnfecteerde cellen te vernietigen.

klinisch onderzoek / klinische trial: Onderzoek waarbij men met behulp van proefpersonen een test uitvoert aangaande een nieuw medicijn of een nieuwe behandeling of... Een klinisch onderzoek of klinische trial bestaat meestal uit verschillende fasen en in het geval van een nieuw ontwikkeld medicijn, is het testen op mensen vaak de laatste stap na o.a. het testen op dieren.

Natural Killer  (NK)cellen: herkennen membraanveranderingen van cellen, die met een virus zijn geïnfecteerd en kunnen die doden.

‘regulerend falen’:  Wanneer er iets fout loopt in het controlecentrum van het lichaam. In het controlecentrum van het lichaam worden de benodigde moleculen, enzymen, enz geactiveerd om adequaat op een gegeven situatie of een verandering ervan te reageren.






    29 november 2013.



 

Wereldvermaarde virusjager W. Ian Lipkin, Director Center for infection and Immunity (USA)  bevestigd mogelijkheid van cytokinemeting als biomarkers bij ME/cvs.

bron/copyright: ME/cvs Vereniging Nederland

Een onverwachte presentatie


“We zullen zeer binnenkort gegevens over cytokine-biomarkers presenteren. Ons huidige bewijsmateriaal wijst erop dat het immuunsysteem voortdurend geprikkeld wordt.” – Dr. Ian Lipkin

Normaal gesproken krijg je in lezingen zoals die van 10 september 2013, georganiseerd door de CDC, geen resultaten te horen maar deze keer verklapte dr. Ian Lipkin de resultaten van het grote onder auspiciën van het Chronic Fatigue Initiative (CFI) en dr. Montoya verrichte onderzoek naar ziekteverwekkers.

Resultaten van virusonderzoek onthuld

Virussen waren altijd al een hete brij waar omheen gedraaid werd bij ME/cvs; iedereen heeft zich daar van alles over afgevraagd, maar tot het CFI in beeld kwam, zijn er maar weinig grote onderzoeken naar gedaan. Bij dit baanbrekende onderzoek was dr. Mady Hornig, epide-miologe en één van de belangrijkste virusjagers ter wereld, betrokken, evenals honderden patiënten van ME/cvs-specialisten vanuit de hele VS (dr. Peterson, dr. Klimas, dr. Montoya, dr. Levine e.v.a.). Het is een opmaat voor onderzoek naar ziekteverwekkers bij ME/cvs.

Het bijzondere van dit onderzoek was dat men beschikken kon over monsters van ruggenmergvocht van Simmaron Research. Die waren door dr. Mady Hornig al eerder een ‘unieke bron’ genoemd, en ze stelden de onderzoekers in staat de hersenen zo diep mogelijk te doorgronden. Van de hersenen wordt al lang gedacht dat die een sleutelrol spelen bij ME/cvs. En de resultaten waren spectaculair.

Het onderzoek

Zowel de aanwezigheid van ziekteverwekkers als de immuunrespons bij honderden mensen met ME/cvs werden onderzocht.
 

 

 

Ziekteverwekkers (pathogenen)


Het bloed van patiënten van dr. Montoya en van de CFI-groep werd onderzocht op achttien specifieke ziekteverwekkers die al langer met ME/cvs in verband gebracht worden, zoals herpesvirussen, enterovirussen en het West-Nijlvirus. Dr. Lipkin zocht naar het virus zelf, niet naar aanwijzingen dat het virus aanwezig was. Als een virus in het bloed werd aangetroffen, zou dit betekenen dat het virus actief was. De zestig ruggenmergvochtmonsters van dr. Peterson werden op dezelfde wijze onderzocht.

Verder werd de volgorde van al het DNA/RNA in het bloed bepaald (‘sequencing’) om zowel bekende als onbekende virussen te identificeren. Met deze techniek heeft het laboratorium van dr. Lipkin al honderden nieuwe virussen kunnen vinden.

 

Immuunrespons

Met een meervoudige immuunanalyse werden vijftig proteïnen (eiwitten) bestudeerd, die in verband gebracht worden met activering/ontsteking van het immuunsysteem en met oxidatieve stress.



Actieve virussen geschrapt

Vier van de 285 ME/cvs-bloedmonsters en één van de zestig ruggenmergvochtmonsters testten positief op HHV-6B. Geen van de andere virussen die gewoonlijk met ME/cvs in verband worden gebracht (Epstein-Barrvirus, enterovirussen, cytomegalovirus etc.) dook op in de eerste selectie ziekteverwekkers.

De selectieprocedure via HTS, ontworpen om elk virus (inclusief onbekende virussen) op te sporen, leverde ook niets op. Omdat zijn lab met deze techniek al meer dan vijfhonderd nieuwe virussen heeft ontdekt, had dr. Lipkin vertrouwen in zijn resultaten.

Het nieuws dat minder dan 2% van de patiënten bij wie de ziekte met een infectie begonnen was positief testte op virussen in het bloed was verbazingwekkend, maar niet totaal nieuw. Ook in eerdere onderzoeken naar ziekteverwekkers in bloed en ruggenmergvocht werden geen virussen gevonden.
Als in twee grote sets bloed- en ruggenmerg¬vochtmonsters niets gevonden wordt in het lab van één van de meest erkende virusjagers van onze planeet, kun je waarschijnlijk gerust zeggen dat de jacht op virussen in het bloed van mensen met ME/cvs voorbij is.

Lipkin meldde wel dat in 85% van de monsters mogelijk bewijs van een retrovirus gevonden was, maar denkt niet dat dit in verband met ME/cvs gebracht zal worden. Hij wees ook eerdere geruchten van de hand dat een nieuwe infectieuze agens was aangetroffen.

Infectieuze agens nog steeds in beeld

Dit betekent niet dat hier geen infectieuze agens bij betrokken is. In feite verklaarde dr. Lipkin dat hij daar niet aan twijfelde. Hij zei niet waar en of die nog aanwezig was. Zijn zinspeling op het belang van het vinden van bewijs van een vroegere infectie (‘het onderzoek van de schaduwen’) wees erop dat hij misschien tegen de hypothese van ‘een overrompelingsaanval’ aanleunt, waarbij een ziekteverwekker naar binnen snelt, schade aanricht en vervolgens wordt verwijderd door het immuunsysteem.

Aan de andere kant zinspeelde dr. Lipkin specifiek op een agens dat de immuunactiviteit zou aansturen, dat hij zowel in het bloed als in het ruggenmergvocht van de ME/cvs-patiënten had aangetroffen, maar niet bij de controlegroep.

Infecties op specifieke plekken nog altijd een mogelijke factor?

Dr. Lipkin ging niet in op deze mogelijkheid. Het bloed is de meest geschikte plek om naar een virus te zoeken, en actieve virussen reizen inderdaad door het bloed, maar plaatselijke infecties of infecties aan het centrale zenuwstelsel worden misschien niet zichtbaar in het bloed of het ruggenmergvocht.

Het breekpunt na drie jaar

“Gegevens wijzen erop dat er bij mensen die korter dan drie jaar ME/cvs hebben, substantiële verschillen in biomarkers kunnen zijn met hen die de ziekte langer dan drie jaar hebben.” – dr. Lipkin

Evenals het Broderick/Klimas-team, dat onlangs vergelijkbare bevindingen deed, verklaarde dr. Lipkin dat het immuunsysteem bij ‘nieuwelingen’ (patiënten die pas sinds kort ME/cvs hebben) en bij patiënten met een langere historie van ME/cvs verschillend is.
Dr. Lipkins talent om zelfstandig ‘nieuwere’ van ‘oudere’ patiënten te onderscheiden door middel van cytokineresultaten is cruciaal, en dit wijst op de centrale en progressieve rol die het immuunsysteem mogelijk speelt bij deze ziekte.

Nu Broderick oppert dat na verloop van tijd twee verschillende ziektes ontstaan, en Lipkin aanraadt dat bij behandelmogelijkheden rekening gehouden moet worden met de duur van de ziekte, is het duidelijk dat deze veranderingen wel aanzienlijk moeten zijn.

Een vroege allergische reactie

Allergie wordt gewoonlijk niet genoemd in verband met ME/cvs, maar eosinofielen en andere allergie-markers doen dr. Lipkin vermoeden dat allergische reacties bij ME/cvs al vroeg versterkt worden.

Het was interessant dat er niets werd gezegd over de autoimmuniteit, maar met het oog op de hoge cytokinewaarden bij de ‘nieuwelingen’ omarmde dr. Lipkin het idee om (pas na meer bewijs) bij enkele ME/cvs-patiënten immuunmodulatoren in te zetten die de hoge cytokinewaarden naar beneden kunnen brengen, om het vuur in hun immuunsysteem te blussen.

Opmerkelijk genoeg vertoonde het ruggenmergvocht een heel ander patroon. Dit liet een consistent profiel van immunologische deregulering zien bij ME/cvs, ongeacht de duur van de ziekte. Dr. Lipkin was duidelijk geïntrigeerd door de verschillen in cytokine-bevindingen tussen bloed en ruggenmergvocht.

Focus op het darmkanaal

“Ik denk dat het in het darmkanaal-microbioom te doen zal zijn bij ME/cvs” – dr. Ian Lipkin

Op dit moment ligt dr. Lipkins belangrijkste focus op het darmkanaal en de ontlasting. Hij denkt dat het microbioom van het darmkanaal een sleutelrol, misschien wel dé sleutelrol bij ME/cvs gaat spelen.

Het Hornig/Lipkin-team heeft al aanzienlijk veel ervaring met het microbioom van het darmkanaal. Zij hebben met succes afwijkingen in het darmkanaal gevonden bij autisme, een stoornis die een aantal intrigerende overeenkomsten met ME/cvs heeft, waaronder slecht functionerende NK-cellen. Opmerkend dat het darmkanaal het functioneren van het immuunsysteem kan regelen – niet alleen in het darmkanaal, maar door het hele lichaam – verklaarde Lipkin dat het darmkanaal bij ME/cvs de plaats gaat worden ”waar we wat gaan beleven”.

Jammer genoeg bevatten de oorspronkelijk verzamelde monsters ontlasting onvoldoende materiaal om te analyse-ren, dus dat deel van het onderzoek wordt opnieuw gestart.

Dr. Lipkin herhaalde nog eens dat hij denkt dat ME/cvs pathofysiologische wortels heeft, en wees op zijn ervaring daarmee. Zijn ME/cvs-onderzoek uit 1999 vond niet het virus dat hij aan het onderzoeken was, maar bracht wel een flinke activering van het immuunsysteem aan het licht. Dit patroon herhaalde zich onlangs toen hij geen XMRV vond, maar hij onder de indruk was van het bewijs van de activering van het immuunsysteem dat hij aantrof.

Wat volgt

Lipkin volgt in nauwe samenwerking met zijn collega-ME/cvs-experts deze resultaten op met ‘deep sequencing’ van monsters, de voltooiing van de analyse van de ontlasting, en grotere onderzoeken om het begrip van cytokinen als biomarkers te bevestigen en te verdiepen. Eiwitanalyse werd niet genoemd, maar dat maakte al deel uit van het oorspronkelijke project. Het opsporen van bewijs van vroegere infecties stond ook op de agenda.

Conclusie

Het onderzoek naar ziekteverwekkers van het CFI heeft een standaard gezet voor de striktheid en grootte in het ME/cvs-onderzoeksveld, niet in het minst vanwege dr. Lipkins leiderschap. Hoewel er verrassend weinig virussen gevonden werden in het bloed van ME/cvs-patiënten, beweerde Lipkin dat een infectieuze agens waarschijnlijk de motor is achter de activering van het immuunsysteem die hij aantrof in het bloed en het ruggenmergvocht van ME/cvs-patiënten.

Cytokine-analyse van het bloed wees erop dat een ander patroon van immuun¬deregulatie aanwezig was bij patiënten met korter dan drie jaar ME/cvs dan bij patiënten die de ziekte al langer hadden.

Dr. Lipkin denkt dat ‘de primaire oorzaak waarschijnlijk een infectieuze agens is’ en dat het darmkanaal de plaats zal worden ‘waar het te doen zal zijn’ bij ME/cvs.


Cort Johnson – 13 september 2013

Bron:  http://simmaronresearch.com/2013/09/foremost-virus-hunter-finds-biomarkers-few-viruses-chronic-fatigue-syndrome/

Verklarende woordenlijst

Agens: stof die in staat is een chemische of biologische reactie te verwekken

Biomarker: een kenmerk dat objectief wordt gemeten en geëvalueerd als een indicator van een bepaalde ziekte

CDC: Centers for Disease Control and Prevention, het nationale instituut voor ziektepreventie in de VS

Chronic Fatigue Initiative (CFI): Amerikaanse non-profitorganisatie die zich richt op het stimuleren van samenwerking tussen alle personen en organisaties betrokken bij onderzoek naar en behandeling van ME/cvs

Cytokinen: proteïnen die een rol spelen in de immuunafweer en bij het activeren van bepaalde receptoren

Cytomegalovirus: een herpesvirus (HHV-5). Veroorzaakt o.a. afname van de cellulaire immuniteit. Speelt ook een rol bij een deel van de verschijnselen bij aids

Deep sequencing: techniek waarmee mutaties in het DNA kunnen worden opgespoord; zie ook ‘sequencing’

Enterovirussen: een groep ssRNA-virussen die worden gevonden in de darmen en de ontlasting en bekendstaan als veroorzaker van diverse ziekten bij de mens.
Een van de bekendste enterovirussen is het inmiddels bijna uitgeroeide Poliovirus (poliomyelitis). Een ander voorbeeld is Coxsackie

Eosinofielen: bepaald type witte bloedcellen, van belang bij het opruimen van antistoffen die zijn gevormd als onderdeel van allergische reacties, zoals bij astma en hooikoorts

Epstein-Barrvirus (EBV): Epstein-Barr virus; een herpesvirus (HHV-4). Veroorzaakt diverse ziektebeelden, waaronder ziekte van Pfeiffer en lymfomen (tumoren van de lymfocyten)

HHV-6-virus: een van de acht thans bekende HHV-virussen. Veroorzaakt o.a. roseola bij kinderen (kenmerk: bloed-toevoer naar een bepaalde plek, die verdwijnt als er op gedrukt wordt)

HTS (High Throughput Screening): wetenschappelijke techniek waarbij razendsnel miljoenen chemische, genetische of farmacologische tests kunnen worden uitgevoerd. Met deze techniek kunnen specifieke actieve bestanddelen, antistoffen of genen snel worden geïdentificeerd

Immuunmodulator: brengt het immuunsysteem weer in evenwicht

Immuunrespons: een specifieke reactie in het lichaam die gericht is op het onschadelijk maken van lichaamsvreemde indringers (zoals bacteriën, virussen en schimmels), onder meer door de productie van antistoffen

Microbioom: het geheel van microben, hun genetische elementen (genomen), en de omgevingswisselwerking in een bepaalde omgeving

NK- of natural killer-cellen: herkennen membraanveranderingen van cellen, die met een virus zijn geïnfecteerd en kunnen die doden

Oxidatieve stress: bij oxidatieve stress worden vrije radicalen geproduceerd die de cellen kunnen beschadigen

Parvovirus: heel kleine DNA-virussen met voorkeur voor het lymfatisch weefsel

Pathofysiologie: kennis van verstoringen in normale lichaamsfuncties waardoor ziekten en symptomen van ziekten kunnen ontstaan

Retrovirus: virus waarvan de genetische informatie in een RNA molecuul is verankerd. Voor zijn vermenigvuldiging is dit virus aangewezen op de vorming van een DNA molecuul als tussenstap. Dit is in vergelijking met andere organismen de omgekeerde weg, vandaar de naam retrovirus (retro betekent ‘in omgekeerde richting’)

Sequencing: het bepalen van de volgorde van DNA, RNA of eiwit

Simmaron Research: Amerikaanse non-profitorganisatie die zich richt op wetenschappelijk onderzoek naar ME/cvs

XMRV: Xenotropic murine leukemia virus-related virus; een virus dat in verband werd gebracht met o.a. ME/cvs

West-Nijlvirus: virus dat de West-Nijlziekte veroorzaakt. Dit is een door muggen overgebrachte virusziekte en maakt vooral onder vogels zijn slachtoffers, maar kan ook zoogdieren zoals mensen en paarden aantasten




23 juni 2013.

Antiviraal middel effectief bij het behandelen van ME/cvs patiënten met herpesvirus-infecties.

Verslag van de lezing van dr. Dan Peterson op de HHV6 Conference in Parijs op 9 april 2013

bron/copyright: ME/cvs Vereniging Nederland

“Deze resultaten laten objectieve eind-punten zien, een subgroepselectie, en herstel. Onder ernstig zieke ME/cvs-patiënten met HHV-6 en/of CMV waren patiënten die volledig en die gedeeltelijk herstelden. Dit zijn bemoedigende resul-taten voor deze subgroep, en verdere, goed opgezette onderzoeken zouden moeten plaatsvinden om deze resultaten te bevestigen.” – Dr. Dan Peterson

Dr. Dan Peterson heeft 30 jaar ervaring in het behandelen van ME/cvs-patiënten met immuunstoornissen. Hierdoor is hij waar-schijnlijk meer ervaren in het opsporen en behandelen van ziekteverwekkers dan elke andere arts op dit gebied. Het is dan ook geen verrassing dat het eerste Vistide-onderzoeksverslag uit zijn koker komt.

Op de HHV6 Conference in Parijs deed dr. Peterson verslag over de uitkomsten van een retrospectief onderzoek, waarbij 65 ernstig zieke ME/cvs-patiënten werden gevolgd die tussen 2005 en 2012 een Vistide-kuur kregen tegen HHV-6- of HCMV-infecties. Ondanks de interesse in ziekteverwekkers bij ME/cvs zijn onder-zoeken naar antivirale middelen zeldzaam, en dit onderzoek naar dit medicijn is het eerste waarvan melding wordt gemaakt.

Vistide, met als werkzame stof cidofovir, krijgt een stuk minder publiciteit dan andere antivirale middelen en immuun-regulatoren zoals bijvoorbeeld Ampligen en Rituximab, die bij deze ziekte gebruikt wor-den. Dat komt waarschijnlijk doordat er bij dit medicijn een complex infuusprotocol komt kijken, er regelmatig bloedcontroles nodig zijn vanwege de zeldzame maar wel degelijk aanwezige kans op ernstige nier-bijwerkingen, en omdat het duur is. Deze combinatie (infuus, bloedonderzoek en kosten) vraagt vérgaande medische nazorg. Aangezien dr. Peterson gespecialiseerd is in patiënten met een verstoorde werking van de natural-killercellen, test hij stelselmatig op herpesvirussen, waarvan bekend is dat ze actief zijn bij ME/cvs-patiënten.

In zijn presentatie gaf dr. Peterson aan dat bijna 30% van zijn patiënten positief test op actieve HHV-6 of HCMV, en overwel-digend genoeg 50% op een actieve Epstein-Barr-virusinfectie (EBNA).

Een zwaar medicijn voor een ernstige ziekte

Vistide (cidofovir) is goedgekeurd voor de behandeling van CMV bij patiënten met AIDS, en wordt off-label gebruikt om infecties zoals HPV, herpes simplex virus en vacciniavirus te behandelen.

De waarschuwing in de bijsluiter spreekt voor zich: “Er zijn gevallen gemeld van acuut nierfalen met als gevolg dialyse en/of overlijden na slechts één of twee doses Vistide. De aanbevolen dosering van Vistide-injecties mag niet overschreden worden.”

Het onderzoek

Een negatieve pathogeen-test toonde de afwezigheid van deze ziekteverwekkers aan, en verminderde vermoeidheid en verbeterd cognitief functioneren bleken uit een gesprek met dr. Peterson en in de eigen rapportages van de patiënten na het onderzoek.

Resultaten

Dr. Peterson meldde dat 70% van de ME/cvs-patiënten met HHV-6- en/of HCMV-infecties volledig (in staat om weer aan het werk te gaan) of gedeeltelijk (aanzienlijke verbetering van functioneren) reageerden; een zeer hoge successcore voor een ziekte die gekenmerkt wordt door een slechte respons op behandelingen. Slechts 30% van de Vistide-gebruikers vertoonde geen duidelijke positieve reactie op het medicijn. Er werden geen ernstige bijwerkingen gezien; ironisch genoeg werden de bijwerkingen die gemeld werden, toegeschreven aan het medicijn Probocenid, dat gebruikt werd om er zeker van te zijn dat Vistide veilig was.

Het is niet duidelijk welk percentage van ME/cvs-patiënten positief test op HHV-6 of HCMV in andere praktijken, maar een der-gelijke respons wijst erop dat het medicijn misschien te weinig gebruikt wordt.

Dr. Peterson riep op tot placebo-gecontroleerd, dubbelblind onderzoek op meerdere locaties naar de effectiviteit van Vistide, de effecten ervan op het immuun-systeem en de mechanismen van de verho-ging van de VO2max-waarden bij ME/cvs.
   
Voorbeelden

Dr. Peterson ging in op een aantal gevallen, allemaal mannen. Hij gaf aan dat hij graag een eind wil maken aan het idee dat alleen vrouwen deze aandoening krijgen.

Een man van 27 met een universitaire opleiding, niet in staat om te werken vanwege voortdurende griepachtige symp-tomen, zwakte en duidelijke cognitieve achteruitgang, vertoonde slecht functione-rende NK-cellen, lage VO2max-waarden en HHV-6- en HCMV-infecties. Na 24 weken van tweewekelijkse infusen was hij in staat om weer aan het werk gegaan. 
Aan het eind van de behandeling waren zijn VO2max-waarden met 23% omhoog gegaan, zijn NK-cellen met 400% opzienbarend gestegen, en testte hij negatief op beide virussen. Hij had drie jaar ME/cvs gehad.

Een leraar aan een middelbare school van 54 was niet meer in staat te werken vanwege extreme vermoeidheid, griep-achtige symptomen en zulke ernstige cognitieve problemen, dat hij het werk van zijn leerlingen niet meer kon nakijken. Deze man vertoonde actieve HHV-6- en HCMV-infecties, slecht functionerende NK-cellen en lage VO2max-waarden. Na 24 weken van tweewekelijkse infusen kon hij weer aan het werk. Zijn VO2max-waarden stegen met 47%, het functioneren van zijn NK-cellen ging 20% omhoog, en hij testte negatief op beide virussen. Hij had vijf jaar ME/cvs gehad.

De derde patiënt had klassieke, acute ME/cvs, die zich ontwikkeld had tot toevallen. Zowel in zijn serum als in zijn hersenvocht werd HHV-6 aangetroffen. Aan het eind van de behandeling was het aantal virusdeeltjes in zijn hersenvocht gedaald van 3670 eenh/ml tot een onmeetbaar niveau. In zijn serum was het spectaculair gedaald (van 47000 eenh/ml tot 3000 eenh/ml). Hoewel hij nog steeds symptomen vertoonde en cognitieve problemen ervoer, was hij toch in staat om weer aan het werk te gaan.

Conclusies

Het retrospectieve onderzoek wees uit dat Vistide (cidofovir) spectaculaire effecten op het functioneren kan heben bij ME/cvs-patiënten met HHV-6- en/of HCMV-infecties. De verhoging van de VO2max bleek van wezenlijk belang voor het verbeteren van het functioneren, aange-zien de VO2 max van degenen die gedeeltelijk reageerden niet omhoog ging terwijl ze Vistide gebruikten. Op de adviesbijeenkomst van de FDA over Ampligen werd al opgemerkt dat, gezien de inspanningsproblematiek bij ME/cvs, de VO2max waarschijnlijk het testresultaat bij deze stoornis is waarin het moeilijkst iets is te veranderen.

De VO2max-waarden van dr. Petersons patiënten waren uitzonderlijk laag voordat zij Vistide toegediend kregen; zij bleken een VO2max-waarde te hebben die zelfs voor mensen van 65 jaar en ouder heel laag is. Vistide veranderde deze testresul-taten met gemiddeld 20%, waarmee ze nog steeds onder normaal lagen, maar vol-doende waren voor een aanzienlijke verbetering van het functioneren.

Een Vistide-VO2max-voorbeeld

De VO2max-testen gaven aan dat de meeste patiënten niet volledig hersteld waren. Daarnaast zei dr. Peterson dat hij zelf maar een paar gevallen kent waarbij sprake was van volledig herstel. In een interview met een oud-patiënt van dr. Peterson enkele jaren geleden vertelde deze dat hij zijn carrière en daarmee de mogelijkheid om financieel voor zijn gezin te zorgen kwijt was, en dat Vistide voor hem een buitenkans bleek te zijn. Geveld door acute ME/cvs bleek zijn VO2max- waarde te blijven steken op een ongeloof-lijk lage 15 (wat hem kwalificeerde als hartpatiënt), en hij gaf zijn energieniveau een rapportcijfer 2 (uit 10); hij had moeite om zittend te kunnen eten.

Binnen een maand nadat hij met Vistide begonnen was was dit al een 4; de volgen-de maand een 5, en voor het eerst sinds hij ziek geworden was sliep hij weer goed. De maand daarop gaf hij zijn energieniveau een 7, en zijn VO2max-waarden waren verdubbeld tot 28; nog steeds ver onder de 44 die je zou verwachten op zijn leeftijd, maar toch een enorme verbetering.

Na drie maanden gaf hij zijn energieniveau een 9, was hij weer aan het werk en was in staat om alles te doen behalve zware inspanning.

CMX001 – De Vistide van de toekomst?

In Parijs ging dr. Peterson niet in op CMX001, maar in de achtergrond van dit alles bevindt zich een medicijn, CMX001 genaamd, dat afgeleid is van Vistide, en dat een veiligere, effectievere versie van Vistide lijkt te zijn. In een artikel uit 2012 werd CMX001 genoemd als één van de “top 10 onderwerpen” in antiviraal onderzoek.

Chimerix Pharmaceuticals, de fabrikant, heeft Vistide zodanig aangepast dat het makkelijk in het lichaam opgenomen kan worden. Dat betekent dat een infuus niet meer nodig is, er geen zorgen voor nierproblemen meer zijn en dat, volgens de fabrikant, de effectiviteit spectaculair verbeterd is. CMX001 is al enige tijd in ontwikkeling, maar dit jaar heeft de FDA het de zgn. “fast track”-status gegeven (waarbij een medicijn versneld kan worden goedgekeurd).

Gezien dr. Petersons succes met Vistide zou goedkeuring van CMX001 voor de markt zeer goed nieuws kunnen zijn voor ME/cvs-patiënten met HHV-6-, HCMV- en/of mogelijk EBV-infecties.

Samenvatting

In een retrospectief onderzoek bleek dat Vistide effectief was bij het behandelen van ernstig zieke ME/cvs-patiënten met HHV-6- en HCMV-infecties. Dr. Peterson riep op tot dubbelblind, placebogecontro-leerd onderzoek om de werkzaamheid en de effectmechanismen van Vistide nader te onderzoeken.

Er is een medicijn in ontwikkeling dat afgeleid is van Vistide, CMX001 genaamd, waarbij geen infuus nodig is en dat de nieren niet aantast. Dit medicijn zou een zegen kunnen zijn voor ME/cvs-patiënten met herpesvirusinfecties. In de VS wordt bekeken of het medicijn versneld kan worden goedgekeurd.
Bron: http://simmaronresearch.com/2013/04/peterson-conference-presentation-reports-vistide-cidofovir-effective-in-treating-chronic-fatigue-syndrome-mecfs-patients-with-hhv6-and-hcmv-infections/


Verklarende woordenlijst:

Cognitief: al wat te maken heeft met het denkproces en met de verwerking van informatie in de hersenen.

EBNA: anti-Epstein-Barr nuclear antigen; antistof tegen het Epstein-Barr-virus.

EBV: Epstein-Barr virus; een herpesvirus (HHV-4). Veroorzaakt diverse ziektebeel-den, waaronder ziekte van Pfeiffer en lymfomen (tumoren van de lymfocyten).

FDA: De Food and Drug Administration is in de Verenigde Staten van Amerika een agentschap van de federale overheid dat o.a. de kwaliteit en veiligheid van voedsel en medicijnen bewaakt.

(H)CMV: (Human) Cytomegalovirus, een herpesvirus (HHV-5). Veroorzaakt o.a. afname van de cellulaire immuniteit. Speelt ook een rol bij een deel van de symptomen bij aids.

HHV-6: Human Herpes Virus 6, een van de acht thans bekende herpesvirussen.
Veroorzaakt o.a. roseola bij kinderen (kenmerk: bloedtoevoer naar een bepaalde plek, die verdwijnt als er op gedrukt wordt)

HPV: Human Papillomavirus;
papillomavirussen kunnen abnormale celgroei van huid en slijmvliezen teweeg-brengen en zijn de veroorzakers van wratten. HPV-infectie kan ook de kans op het ontwikkelen van sommige vormen van kanker, zoals baarmoederhalskanker, ver-hogen.


 

29 november 2013

 

 

Belangrijkste virusjager vindt biomarkers, maar weinig virussen in groot ME/cvs onderzoek

bron/copyright: ME/cvs Vereniging Nederland

Een onverwachte presentatie

“We zullen zeer binnenkort gegevens over cytokine-biomarkers presenteren. Ons huidige bewijsmateriaal wijst erop dat het immuunsysteem voortdurend geprikkeld wordt.” – Dr. Ian Lipkin

Normaal gesproken krijg je in lezingen zoals die van 10 september 2013, georganiseerd door de CDC, geen resultaten te horen maar deze keer verklapte dr. Ian Lipkin de resultaten van het grote onder auspiciën van het Chronic Fatigue Initiative (CFI) en dr. Montoya verrichte onderzoek naar ziekteverwekkers.

Resultaten van virusonderzoek onthuld

Virussen waren altijd al een hete brij waar omheen gedraaid werd bij ME/cvs; iedereen heeft zich daar van alles over afgevraagd, maar tot het CFI in beeld kwam, zijn er maar weinig grote onderzoeken naar gedaan. Bij dit baanbrekende onderzoek was dr. Mady Hornig, epide-miologe en één van de belangrijkste virusjagers ter wereld, betrokken, evenals honderden patiënten van ME/cvs-specialisten vanuit de hele VS (dr. Peterson, dr. Klimas, dr. Montoya, dr. Levine e.v.a.). Het is een opmaat voor onderzoek naar ziekteverwekkers bij ME/cvs.

Het bijzondere van dit onderzoek was dat men beschikken kon over monsters van ruggenmergvocht van Simmaron Research. Die waren door dr. Mady Hornig al eerder een ‘unieke bron’ genoemd, en ze stelden de onderzoekers in staat de hersenen zo diep mogelijk te doorgronden. Van de hersenen wordt al lang gedacht dat die een sleutelrol spelen bij ME/cvs. En de resultaten waren spectaculair.

Het onderzoek

Zowel de aanwezigheid van ziekteverwekkers als de immuunrespons bij honderden mensen met ME/cvs werden onderzocht.
 

 

Ziekteverwekkers (pathogenen)

Het bloed van patiënten van dr. Montoya en van de CFI-groep werd onderzocht op achttien specifieke ziekteverwekkers die al langer met ME/cvs in verband gebracht worden, zoals herpesvirussen, enterovirussen en het West-Nijlvirus. Dr. Lipkin zocht naar het virus zelf, niet naar aanwijzingen dat het virus aanwezig was. Als een virus in het bloed werd aangetroffen, zou dit betekenen dat het virus actief was. De zestig ruggenmergvochtmonsters van dr. Peterson werden op dezelfde wijze onderzocht.

Verder werd de volgorde van al het DNA/RNA in het bloed bepaald (‘sequencing’) om zowel bekende als onbekende virussen te identificeren. Met deze techniek heeft het laboratorium van dr. Lipkin al honderden nieuwe virussen kunnen vinden.

Immuunrespons

Met een meervoudige immuunanalyse werden vijftig proteïnen (eiwitten) bestudeerd, die in verband gebracht worden met activering/ontsteking van het immuunsysteem en met oxidatieve stress.

Actieve virussen geschrapt

Vier van de 285 ME/cvs-bloedmonsters en één van de zestig ruggenmergvochtmonsters testten positief op HHV-6B. Geen van de andere virussen die gewoonlijk met ME/cvs in verband worden gebracht (Epstein-Barrvirus, enterovirussen, cytomegalovirus etc.) dook op in de eerste selectie ziekteverwekkers.

De selectieprocedure via HTS, ontworpen om elk virus (inclusief onbekende virussen) op te sporen, leverde ook niets op. Omdat zijn lab met deze techniek al meer dan vijfhonderd nieuwe virussen heeft ontdekt, had dr. Lipkin vertrouwen in zijn resultaten.

Het nieuws dat minder dan 2% van de patiënten bij wie de ziekte met een infectie begonnen was positief testte op virussen in het bloed was verbazingwekkend, maar niet totaal nieuw. Ook in eerdere onderzoeken naar ziekteverwekkers in bloed en ruggenmergvocht werden geen virussen gevonden.
Als in twee grote sets bloed- en ruggenmerg¬vochtmonsters niets gevonden wordt in het lab van één van de meest erkende virusjagers van onze planeet, kun je waarschijnlijk gerust zeggen dat de jacht op virussen in het bloed van mensen met ME/cvs voorbij is.

Lipkin meldde wel dat in 85% van de monsters mogelijk bewijs van een retrovirus gevonden was, maar denkt niet dat dit in verband met ME/cvs gebracht zal worden. Hij wees ook eerdere geruchten van de hand dat een nieuwe infectieuze agens was aangetroffen.

Infectieuze agens nog steeds in beeld

Dit betekent niet dat hier geen infectieuze agens bij betrokken is. In feite verklaarde dr. Lipkin dat hij daar niet aan twijfelde. Hij zei niet waar en of die nog aanwezig was. Zijn zinspeling op het belang van het vinden van bewijs van een vroegere infectie (‘het onderzoek van de schaduwen’) wees erop dat hij misschien tegen de hypothese van ‘een overrompelingsaanval’ aanleunt, waarbij een ziekteverwekker naar binnen snelt, schade aanricht en vervolgens wordt verwijderd door het immuunsysteem.

Aan de andere kant zinspeelde dr. Lipkin specifiek op een agens dat de immuunactiviteit zou aansturen, dat hij zowel in het bloed als in het ruggenmergvocht van de ME/cvs-patiënten had aangetroffen, maar niet bij de controlegroep.

Infecties op specifieke plekken nog altijd een mogelijke factor?

Dr. Lipkin ging niet in op deze mogelijkheid. Het bloed is de meest geschikte plek om naar een virus te zoeken, en actieve virussen reizen inderdaad door het bloed, maar plaatselijke infecties of infecties aan het centrale zenuwstelsel worden misschien niet zichtbaar in het bloed of het ruggenmergvocht.

Het breekpunt na drie jaar

“Gegevens wijzen erop dat er bij mensen die korter dan drie jaar ME/cvs hebben, substantiële verschillen in biomarkers kunnen zijn met hen die de ziekte langer dan drie jaar hebben.” – dr. Lipkin

Evenals het Broderick/Klimas-team, dat onlangs vergelijkbare bevindingen deed, verklaarde dr. Lipkin dat het immuunsysteem bij ‘nieuwelingen’ (patiënten die pas sinds kort ME/cvs hebben) en bij patiënten met een langere historie van ME/cvs verschillend is.
Dr. Lipkins talent om zelfstandig ‘nieuwere’ van ‘oudere’ patiënten te onderscheiden door middel van cytokineresultaten is cruciaal, en dit wijst op de centrale en progressieve rol die het immuunsysteem mogelijk speelt bij deze ziekte.

Nu Broderick oppert dat na verloop van tijd twee verschillende ziektes ontstaan, en Lipkin aanraadt dat bij behandelmogelijkheden rekening gehouden moet worden met de duur van de ziekte, is het duidelijk dat deze veranderingen wel aanzienlijk moeten zijn.

 

Een vroege allergische reactie

Allergie wordt gewoonlijk niet genoemd in verband met ME/cvs, maar eosinofielen en andere allergie-markers doen dr. Lipkin vermoeden dat allergische reacties bij ME/cvs al vroeg versterkt worden.

Het was interessant dat er niets werd gezegd over de autoimmuniteit, maar met het oog op de hoge cytokinewaarden bij de ‘nieuwelingen’ omarmde dr. Lipkin het idee om (pas na meer bewijs) bij enkele ME/cvs-patiënten immuunmodulatoren in te zetten die de hoge cytokinewaarden naar beneden kunnen brengen, om het vuur in hun immuunsysteem te blussen.

Opmerkelijk genoeg vertoonde het ruggenmergvocht een heel ander patroon. Dit liet een consistent profiel van immunologische deregulering zien bij ME/cvs, ongeacht de duur van de ziekte. Dr. Lipkin was duidelijk geïntrigeerd door de verschillen in cytokine-bevindingen tussen bloed en ruggenmergvocht.

 

 

 

Focus op het darmkanaal

“Ik denk dat het in het darmkanaal-microbioom te doen zal zijn bij ME/cvs” – dr. Ian Lipkin

Op dit moment ligt dr. Lipkins belangrijkste focus op het darmkanaal en de ontlasting. Hij denkt dat het microbioom van het darmkanaal een sleutelrol, misschien wel dé sleutelrol bij ME/cvs gaat spelen.

Het Hornig/Lipkin-team heeft al aanzienlijk veel ervaring met het microbioom van het darmkanaal. Zij hebben met succes afwijkingen in het darmkanaal gevonden bij autisme, een stoornis die een aantal intrigerende overeenkomsten met ME/cvs heeft, waaronder slecht functionerende NK-cellen. Opmerkend dat het darmkanaal het functioneren van het immuunsysteem kan regelen – niet alleen in het darmkanaal, maar door het hele lichaam – verklaarde Lipkin dat het darmkanaal bij ME/cvs de plaats gaat worden ”waar we wat gaan beleven”.

Jammer genoeg bevatten de oorspronkelijk verzamelde monsters ontlasting onvoldoende materiaal om te analyse-ren, dus dat deel van het onderzoek wordt opnieuw gestart.

Dr. Lipkin herhaalde nog eens dat hij denkt dat ME/cvs pathofysiologische wortels heeft, en wees op zijn ervaring daarmee. Zijn ME/cvs-onderzoek uit 1999 vond niet het virus dat hij aan het onderzoeken was, maar bracht wel een flinke activering van het immuunsysteem aan het licht. Dit patroon herhaalde zich onlangs toen hij geen XMRV vond, maar hij onder de indruk was van het bewijs van de activering van het immuunsysteem dat hij aantrof.

 

 

Wat volgt

Lipkin volgt in nauwe samenwerking met zijn collega-ME/cvs-experts deze resultaten op met ‘deep sequencing’ van monsters, de voltooiing van de analyse van de ontlasting, en grotere onderzoeken om het begrip van cytokinen als biomarkers te bevestigen en te verdiepen. Eiwitanalyse werd niet genoemd, maar dat maakte al deel uit van het oorspronkelijke project. Het opsporen van bewijs van vroegere infecties stond ook op de agenda.

Conclusie

Het onderzoek naar ziekteverwekkers van het CFI heeft een standaard gezet voor de striktheid en grootte in het ME/cvs-onderzoeksveld, niet in het minst vanwege dr. Lipkins leiderschap. Hoewel er verrassend weinig virussen gevonden werden in het bloed van ME/cvs-patiënten, beweerde Lipkin dat een infectieuze agens waarschijnlijk de motor is achter de activering van het immuunsysteem die hij aantrof in het bloed en het ruggenmergvocht van ME/cvs-patiënten.

Cytokine-analyse van het bloed wees erop dat een ander patroon van immuun¬deregulatie aanwezig was bij patiënten met korter dan drie jaar ME/cvs dan bij patiënten die de ziekte al langer hadden.

Dr. Lipkin denkt dat ‘de primaire oorzaak waarschijnlijk een infectieuze agens is’ en dat het darmkanaal de plaats zal worden ‘waar het te doen zal zijn’ bij ME/cvs.


Cort Johnson – 13 september 2013

Bron:  http://simmaronresearch.com/2013/09/foremost-virus-hunter-finds-biomarkers-few-viruses-chronic-fatigue-syndrome/

Verklarende woordenlijst

Agens: stof die in staat is een chemische of biologische reactie te verwekken

Biomarker: een kenmerk dat objectief wordt gemeten en geëvalueerd als een indicator van een bepaalde ziekte

CDC: Centers for Disease Control and Prevention, het nationale instituut voor ziektepreventie in de VS

Chronic Fatigue Initiative (CFI): Amerikaanse non-profitorganisatie die zich richt op het stimuleren van samenwerking tussen alle personen en organisaties betrokken bij onderzoek naar en behandeling van ME/cvs

Cytokinen: proteïnen die een rol spelen in de immuunafweer en bij het activeren van bepaalde receptoren

Cytomegalovirus: een herpesvirus (HHV-5). Veroorzaakt o.a. afname van de cellulaire immuniteit. Speelt ook een rol bij een deel van de verschijnselen bij aids

Deep sequencing: techniek waarmee mutaties in het DNA kunnen worden opgespoord; zie ook ‘sequencing’

Enterovirussen: een groep ssRNA-virussen die worden gevonden in de darmen en de ontlasting en bekendstaan als veroorzaker van diverse ziekten bij de mens.
Een van de bekendste enterovirussen is het inmiddels bijna uitgeroeide Poliovirus (poliomyelitis). Een ander voorbeeld is Coxsackie

Eosinofielen: bepaald type witte bloedcellen, van belang bij het opruimen van antistoffen die zijn gevormd als onderdeel van allergische reacties, zoals bij astma en hooikoorts

Epstein-Barrvirus (EBV): Epstein-Barr virus; een herpesvirus (HHV-4). Veroorzaakt diverse ziektebeelden, waaronder ziekte van Pfeiffer en lymfomen (tumoren van de lymfocyten)

HHV-6-virus: een van de acht thans bekende HHV-virussen. Veroorzaakt o.a. roseola bij kinderen (kenmerk: bloed-toevoer naar een bepaalde plek, die verdwijnt als er op gedrukt wordt)

HTS (High Throughput Screening): wetenschappelijke techniek waarbij razendsnel miljoenen chemische, genetische of farmacologische tests kunnen worden uitgevoerd. Met deze techniek kunnen specifieke actieve bestanddelen, antistoffen of genen snel worden geïdentificeerd

Immuunmodulator: brengt het immuunsysteem weer in evenwicht

Immuunrespons: een specifieke reactie in het lichaam die gericht is op het onschadelijk maken van lichaamsvreemde indringers (zoals bacteriën, virussen en schimmels), onder meer door de productie van antistoffen

Microbioom: het geheel van microben, hun genetische elementen (genomen), en de omgevingswisselwerking in een bepaalde omgeving

NK- of natural killer-cellen: herkennen membraanveranderingen van cellen, die met een virus zijn geïnfecteerd en kunnen die doden

Oxidatieve stress: bij oxidatieve stress worden vrije radicalen geproduceerd die de cellen kunnen beschadigen

Parvovirus: heel kleine DNA-virussen met voorkeur voor het lymfatisch weefsel

Pathofysiologie: kennis van verstoringen in normale lichaamsfuncties waardoor ziekten en symptomen van ziekten kunnen ontstaan

Retrovirus: virus waarvan de genetische informatie in een RNA molecuul is verankerd. Voor zijn vermenigvuldiging is dit virus aangewezen op de vorming van een DNA molecuul als tussenstap. Dit is in vergelijking met andere organismen de omgekeerde weg, vandaar de naam retrovirus (retro betekent ‘in omgekeerde richting’)

Sequencing: het bepalen van de volgorde van DNA, RNA of eiwit

Simmaron Research: Amerikaanse non-profitorganisatie die zich richt op wetenschappelijk onderzoek naar ME/cvs

XMRV: Xenotropic murine leukemia virus-related virus; een virus dat in verband werd gebracht met o.a. ME/cvs

West-Nijlvirus: virus dat de West-Nijlziekte veroorzaakt. Dit is een door muggen overgebrachte virusziekte en maakt vooral onder vogels zijn slachtoffers, maar kan ook zoogdieren zoals mensen en paarden aantasten




Cookies